

Nils, iemand omschreef jou ooit als een kruising tussen Monet en Indiana Jones.
— Ik was daar niet zo gelukkig mee. Monet was een landschapsschilder en ik beschouw mijzelf als een echte plein airist. Voor mij is dat een wezenlijk verschil. Ik schilder buiten op grote formaten en probeer om het landschap mee te laten schilderen.
En Indiana Jones? Ik doe het niet voor het avontuur, maar vooral om te zien wat er gebeurt. Als je bijvoorbeeld in de Schotse vlakte staat en het begint ineens te hagelen. Wat gebeurt er dan met de olieverf? Die hagel komt letterlijk mee in het schilderij te zitten als een soort reliëf. Als je een berg beklimt in de jungle met een schilderij van 2 meter breed, moet je dat wel terug naar beneden krijgen en dan laten de takken en de jungle hun sporen na. Zo heeft het landschap echt mee geschilderd.
Natuurlijk ben ik ergens een avonturier. En uiteraard is er ergens een parallel met Monet. Maar ik denk wel dat we zowel plastisch als inhoudelijk verschillen. Monet schilderde met heel weinig verf. Zijn grote doeken werden in het atelier geschilderd, dus hij liet het landschap niet zozeer mee schilderen. Vooral in zijn kleine werken probeerde hij heel snel één moment te vangen op één bepaalde plaats, terwijl ik eigenlijk continu probeer een soort samenvatting van de tijd te schilderen.
Schildertechnisch is er ook nog een heel groot verschil. Monet schilderde vanuit een witte achtergrond. Hij gebruikte het wit van het doek om het licht naar voor te trekken. Daarom kon hij ook met heel weinig verf schilderen.
Ik ga meer terug naar de tijd van Constable en schilder vanuit een oranje imprimatura. Dat verplicht je om je licht op te hogen, je kan met veel meer verf schilderen en langer in de natte verf blijven werken.
Gebruik je oranje bewust als achtergrond? Ik meen ergens gelezen te hebben dat je oranje zo een lelijke kleur vindt dat je die zo snel mogelijk weg wil?
— Nee, niet lelijk, maar wel confronterend. En dat heeft een paar heel praktische redenen. Grote witte doeken buiten in een landschap als de zon er opstaat, zijn zo verblindend dat je er zelfs niet meer naar kan kijken. Zo’n doek is een heel reflecterende materie en oranje is een middentoon, een absorberende kleur, die het licht niet meer vangt zodat je wel naar het doek kan kijken.
Tegelijkertijd is een groot oranje doek in het midden van een groen landschap bijzonder confronterend, dat begint je zo te ergeren dat je dat zo snel mogelijk weg wil krijgen. Natuurlijk plaatst zich dat in de traditie die ze in de barok al hadden, maar ook later de landschapsschilders (zoals bijvoorbeeld Constable, zeker in zijn kleine olieverfschetsen). Met één kleur konden ze heel veel kleuren maken. Met één kleur groen bijvoorbeeld konden ze een hele variatie van verschillende groenen schilderen van transparant tot dekkend. Zeker in de transparanties lijkt het alsof het oranje achteraan een soort licht wordt, een middentoon licht dat terug naar voren komt.
Dus ik vind oranje een bijzonder interessante kleur en bij mij gaat het opnieuw een stap verder. Mijn schilderijen zijn voor mij een soort van levende wezens, die ik zo goed mogelijk probeer te verzorgen. Maar je kan ze niet tegen alles beschermen en oranje zet dat letterlijk in de verf. De situaties die ze meemaken worden als een soort van littekens getoond net door dat hevige oranje, dat eronder zit.
Voor mij is dat een proces van aanvaarding geweest is. In het begin wil je alles perfect doen tot ik begon te denken: waarom eigenlijk?
Ik ben nu net geen studioschilder. Waarom niet meer omarmen wat er eigenlijk allemaal met die schilderijen gebeurt in de natuur en waarom het dan ook niet letterlijk echt tonen? Vandaar dat ik dat oranje op de duur nog feller ben beginnen maken zodat alles wat met het schilderij gebeurt zichtbaar wordt.
"Het landschap en de Schelde, die de hele tijd die flikkering heeft… prachtig."
- Nils Verkaeren
Is buiten schilderen altijd je praktijk geweest?
— Eigenlijk wel. Als ik als kind terugkwam van de zoo, moest ik dat kunnen schilderen. Ik heb dus altijd wel die tussenstap nodig gehad, iets concreets visueel maken met verf om de wereld te begrijpen. Ik ging ook altijd al veel wandelen. Ik ben redelijk ADHD en de natuur maakt mij rustig. Nadat ik afstudeerde las ik het boek Walden van Henry David Thoreau, een schrijver uit Massachusetts die zich terugtrok uit de maatschappij om daarover te reflecteren in een cabin at the lake. Toen dacht ik: waarom combineer ik die fascinatie voor de natuur en dat boek van Thoreau niet?
Ik heb de Ruta Cuarenta gereden, van de Boliviaanse grens tot helemaal beneden in Argentinië, met een Fiat Fiorino. Dat is een gigantische afstand over bergpassen van 5000 meter, bijna een onmogelijkheid met zo'n autootje. Al mijn doeken zaten in dat camionetje, er gebeurde van alles, er liep ook van alles mis. Die omstandigheden kan je niet evoceren in een atelier. Er is constant iets te zien, er zijn voortdurend prikkels, dingen die veranderen… Waar ik vroeger zo vaak in mijn atelier zat te wachten op inspiratie, kon ik nu in ineens blijven schilderen. Daar heb ik echt een microbe te pakken gekregen. Het is mijn een manier om evenwicht te zoeken in het leven.
Ik ga helemaal op in mijn projecten. Ik zal mij bij jullie en maand lang echt helemaal onderdompelen in dat Schelde-landschap en daar helemaal een mee worden van bij het eerste licht tot 's avonds laat. Dan is er enkel dat en daarna is het project ook gedaan. Dan is het voor mij tijd om terug weer wat mens te worden. Dus mijn evenwicht is een balans die altijd naar een of ander uiterste gaat. Als het rusten is, is het rusten. Ik kan een week op mijn zetel liggen en dan is het misschien een week sporten om terug in vorm te komen. En dan is het een week boekhouding en dan ben ik klaar om terug twee maanden ergens te gaan schilderen.
Waarom Bornem?
— Ik ben er al vaak geweest. Een vriend van mij woont in de Gloriëtte-hoeve in Weert. Ik heb er zelfs mijn eigen kamertje. Als je daar ’s morgens wakker wordt en je ziet de mist over het landschap en de Schelde, die de hele tijd die flikkering heeft… Dat is prachtig. Ik kijk er heel erg naar uit.
Dit project is een samenwerking met Elise Caluwaerts en kreeg de titel Blooming Desert...
— Het gaat over de kracht en het potentieel van dingen en plekken waarvan mensen dat niet altijd niet doorhebben. Zoals een woestijn die plots vol bloemen staat na wat regen. Alles zit er al, het moet alleen wakker gemaakt worden.
Tegelijkertijd heb je nog een andere parallel. Onderzoek wijst uit dat mensen gemiddeld maar 6 seconden naar een beeld kijken. Ze komen binnen, scannen, kijken naar kleuren. Met wat geluk kijkt men ook naar compositie en materie en dan op naar het volgend beeld.
Wij proberen mensen echt uit te nodigen om te gaan zitten en een beeld te kiezen, naar dat beeld te kijken en ondertussen te luisteren naar de muziek. Zodat het eens goed kan regenen op de dorre grond, die dat schilderij eigenlijk voor sommigen mensen is, en dat potentieel ten volle laten openbloeien. De woestijn in bloei zien… dat gun ik iedereen.

Als extra hoogtepunt brengt sopraan Elise Caluwaerts tijdens de tentoonstelling een aantal liveconcerten tussen de schilderijen. Als bezoeker kies je een werk uit om naar te kijken terwijl haar stem de ruimte vult. Laat je meevoeren door beeld én klank. Een totaalervaring.
Elise en Nils werkten al eerder samen.
Elise: Nils’ werk is zo rijk in kleuren en texturen. Klassieke muziek is net zo intens en kleurrijk. Wij willen heel graag dat mensen echt tijd nemen om de schilderijen in zich op te nemen. Het repertoire zal bestaan uit liederen en aria’s over de natuur, afgestemd op de werken en de locaties.
Het publiek zit verspreid in de ruimte en kiest telkens een schilderij om naar te kijken terwijl de muziek klinkt. Die stille, zintuiglijke ervaring blijkt vaak ontroerend intens.
